Shinichi Suzuki ontdekte in de jaren 20 van de vorige eeuw iets wat voor velen zo vanzelfsprekend is: ieder kind is in staat zijn eigen moedertaal te leren spreken. Als een kind dit kan, zo stelt Suzuki, dan kan het kind ook andere dingen leren, waaronder een muziekinstrument. Voorwaarde is het gebruik van de Moedertaalmethode: zoals een kind een taal aanleert, zo zou een kind alles moeten aanleren.
De ouders praten tegen het kind en het kind kijkt, luistert, voelt, probeert en uiteindelijk komen daar de eerste woordjes ’mamma’, ’pappa’.
Hoe trots ben je dan als ouder!
En vervolgens gaat het kind het net nieuw geleerde woordje herhalen. Dan komt er weer een nieuw woordje, enzovoort. Wat opvalt is dat de moeder niet kwaad wordt wanneer het kind het voor de zoveelste keer verkeerd uitspreekt. Zij blijft positief en herhaalt eenvoudig het woord op de juiste manier.
De muzieklessen zijn op deze filosofie gebaseerd.
Positieve werkwijze staat voorop!
Enkele belangrijke pijlers van de methode:
Spelen op het gehoor. De docent speelt voor, de leerling speelt na. Dat alles in kleine stapjes zodat wat er wordt gespeeld haalbaar blijft.
De methode is sterk auditief, de muziekstukken worden uit het hoofd gespeeld. De Engelsen verwoorden dat zo mooi: Play it by Heart.
Na verloop van tijd wordt er een begin gemaakt met het lezen van de noten.
Herhaling is ook één van de pijlers van de methode. Een ouder stopt niet na drie keer ’mamma’ zeggen, ze blijft herhalen totdat het woordje helemaal goed wordt gezegd.
Herhaling verdiept de muziek, geeft het verfijning.
Ouderparticipatie is een andere zeer belangrijke pijler.
De ouder komt mee naar de les en noteert de opmerkingen van de docent zodat er thuis op een vruchtbare en zinvolle manier kan worden gespeeld.
Het thuis spelen is niet iets dat vanzelf gaat bij de meeste kinderen. Dat vraagt enige creativiteit van de ouder. Een prettige methode is je kind uitnodigen te laten horen wat hij of zij gespeeld heeft in de les. Dat kan op allerlei manieren: in de woonkamer als concertje, wellicht op de trap voor een hele rij knuffels, als oma op bezoek komt, enz.
Wees daarbij positief! Net als bij het aanleren van de taal aanmoedigen het nog eens te spelen. Opmerken dat iets niet goed gaat moet weloverwogen gebeuren. Het ene kind reageert daar uitstekend op en een ander kind zet direct de hakken in het zand of raakt verward. In plaats van: ’die noot speel je fout’, kun je ook vragen: ’kun je daar ook een G spelen?’ of: ’kun je dit liedje ook met een fis er in spelen?’
Thuis (of in de auto) de CD laten horen met de muziekstukken die in de les worden behandeld of nog gaan komen is heel belangrijk. Je kind heeft dan al een klankbeeld van de liedjes voordat hij of zij deze liedjes gaat spelen.
Voor deze lessen zijn speciale fluiten beschikbaar, passend bij de lengte van zeer jonge kinderen.